Wet Vereenvoudiging Beslagvrije voet (WVBvV)
Op 1 januari 2021 is de Wet Vereenvoudiging Beslagvrije voet in werking getreden. De WVBvV heeft als doel om de beslagvrije voet transparanter en uitvoerbaarder te maken, waardoor de schuldenaar een reëler bestaansminimum krijgt. Ook zal de gerechtsdeurwaarder niet meer afhankelijk zijn van de schuldenaar voor het aanleveren van de nodige gegevens om de juiste beslagvrije voet vast te stellen.
De aanleiding van het in werking treden van de WVBvV is dat uit onderzoeken is gebleken dat in de praktijk knelpunten worden ervaren die leiden tot het verkeerd, dan wel te laag vaststellen van de beslagvrije voet.[1] Het gevolg hiervan was dat de schuldenaar onder zijn bestaansminimum terecht kwam en dit leidde weer tot het maken van nieuwe schulden. Het kabinet heeft besloten om die knelpunten tegen te gaan en zag dit als vertrekpunt, samen met het préadvies van de KBvG, om de WVBvV te implementeren.
Door de WVBvV zijn de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen gelegen in:
- De rol als coördinerende deurwaarder;
- De coördinerende deurwaarder is verantwoordelijk voor en stelt de beslagvrije voet vast, verantwoordelijk voor het innen en verdelen van de afdrachten en is het enige aanspreekpunt m.b.t. het derdenbeslag voor de inkomstenbron en schuldenaar.
- De vaste beslagvolgorde;
- Er wordt in een beslagvolgorde bepaalt op welk beslagobject als eerst derdenbeslag dient te worden gelegd.
- De nieuwe beslagvrije voet;
- 95% van de norm die geldt voor de schuldenaar
- De 5%-regeling;
- Zorgt ervoor dat er toch een aflossingscapaciteit van 5% wordt gecreëerd.
- De hardheidsclausule;
- De schuldenaar kan op die clausule beroepen bij de kantonrechter, indien vast staat dat de schuldenaar door het derdenbeslag niet in zijn noodzakelijke kosten kan voldoen.
- De herberekeningsplicht
- Door deze plicht wordt er met de juiste beslagvrije voet gewerkt en brengt het een garantie met zich mee dat de beslagvrije voet actueel wordt gehouden en het bestaansminimum van de schuldenaar zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Deze plicht staat los van de bevoegdheid van de schuldenaar om een verzoek te doen
- Een aanvulling op de bevragingsbevoegdheid bij het UWV;
- Door de aanvulling krijgt de gerechtsdeurwaarder ook informatie vanuit het UWV over de hoogte van het inkomen.
- De rekentool;
- De rekentool bevraagt automatisch de BRP en het UWV polisadministratie voor de leefsituatie en het inkomen, die die gegevens vervolgens verwerkt in de rekentool. Op basis van die gegevens berekent de rekentool de juiste beslagvrije voet waarbij rekening wordt gehouden met de verhogings- en/of verminderingscomponenten, afwijkingen van de beslagvrije voet en de 5%-regeling. Ook houdt de rekentool rekening met de vaste beslagvolgorde, want die zal automatisch het beslagobject bepalen.
- Het Verbreed Beslagregister.
- Door deze nieuwe register kunnen overheidsinstanties en gerechtsdeurwaarders informatie uitwisselen over lopende beslagen, verrekeningen en of er sprake is van een bestuursrechtelijke premie.
De bovengenoemde wijzigingen zullen ertoe leiden dat de schuldenaar een reëler bestaansminimum krijgt dan voorheen en dat de gerechtsdeurwaarder niet meer afhankelijk zal zijn van de schuldenaar voor het aanleveren van de nodige gegevens om de juiste beslagvrije voet vast te stellen. Ook wordt er met de wijzigingen voorkomen dat over en weer derdenbeslagen worden gelegd door verschillende beslagleggende partijen.
[1] De Nationale Ombudsman, Met voeten getreden. Schendingen van de beslagvrije voet door gerechtsdeurwaarders, Rijswijk: Bureau Nationale ombudsman 2013, p. 12 en 15 & Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, Naar een nieuwe beslagvrije voet. Vereenvoudiging in een tweetrapsraket (Préadvies van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders), Den Haag: Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders 2014, p. 128.
About The Author: Admin
More posts by admin